De Gouden Koets staat sinds juni onaantastbaar in een koetshuis van dik glas op de grote binnenplaats van het Amsterdam Museum. In een mooie column in het Parool beschreef Maarten Moll hoe de koets daar ‘bloot en alleen’ weerloos onder die glazen stolp stond, gehandicapt omdat de paarden ontbraken. Moll vergeleek het beeld met de glazen kooi in Russische en Italiaanse rechtbanken waarin de verdachten zijn opgesloten. Het kunstwerk van Sarah van Sonsbeeck op de andere binnenplaats - Voetstuk voor het imperfecte - vormt op allerlei manieren een tegenhanger van de koets in zijn glazen kooi. Sarah is een van de kunstenaars die gevraagd is een werk te maken dat reflecteert op de Gouden Koets.
Legendary Bench, foto Monique Vermeulen
De Gouden Koets zou je kunnen zien als een ‘gouden voetstuk’ voor de monarchie. Niet alleen symbolisch is het een voetstuk - goud wordt vaak geassocieerd met rijkdom, macht en zuiverheid – maar ook letterlijk plaatst het de monarch die erin rijdt net iets hoger dan de omringende mensen. Toen Sarah hoorde dat de boom op de Jongensbinnenplaats een Wilhelminalinde is, geplant in 1898, stelde ze voor het bankje eromheen met bladgoud te bekleden. Een van haar overwegingen was dat de boom een ‘levend’ en veranderlijk monument is, want hij groeit maar door, terwijl de Gouden Koets juist net ‘gerestaureerd’ is. Zo’n restauratie is een poging om het object onveranderlijk te laten lijken, alsof de tijd er geen vat op heeft, terwijl het denken over de koets juist wel aan verandering onderhevig is. Ook visueel werd ze geïntrigeerd door het bankje, dat functioneert als een klein voetstuk, een verhoging van het plein. Deze visuele sokkel werkt als een omlijsting, en tegelijkertijd als een bescherming van de boom.
Sarah van Sonsbeeck brengt het bladgoud aan, juni 2021. foto Annemarie de Wildt
Een kroonprinsessen toelage in bladgoud Sarah van Sonsbeeck werkt al jaren met goud. Uit nieuwsgierigheid verdiepte ze zich voor dit project in de vraag hoe het bladgoud op de gouden koets zich in ‘goudwaarde’ verhoudt tot de toelage van het koninklijk huis. Als rekenvoorbeeld nam ze de toelage van kroonprinses Amalia (1.460.000, - euro per jaar). Zeer algemeen gerekend kun je uit 1 kg goud ongeveer 500 m2 bladgoud maken. Op 29 september 2020 kostte een kilo goud ongeveer 51.506, - euro. Amalia’s toelage zou dan 28,35 kilo goud per jaar zijn, waarvan je in theorie 14.173, - m2 bladgoud kunnen maken. De substantiële productie- en verwerkingskosten zijn dan niet meegerekend. Dat aantal vierkante meters is (afgaande op google maps) ruim 4,4 keer het grondoppervlak van het hele Amsterdam Museum met de binnenplaatsen erbij gerekend. Van één jaartoelage is dus het hele museum, inclusief alle vloeren op alle verdiepingen en de binnenplaatsen, ruimschoots met bladgoud te bekleden. Het bladgoud op de gouden koets is vergeleken bij deze hoeveelheid haast verwaarloosbaar, veel meer dan 50m2 al het niet zijn. Van Sonsbeeck concludeert op basis van deze berekening dan ook dat de betekenis van een ‘gouden sokkel’ en het geld dat in de geschiedenis is uitgegeven om deze te maken en te restaureren eigenlijk veel controversiëler zijn dan de hoeveelheid goud op de koets.
Opening Gouden Koets expositie, juni 2021. Foto Annemarie de Wildt
Legendary Bench Het bankje begon als een prachtig glimmend object bij de opening van de expositie, maar meteen werden er, op uitnodiging van de kunstenaar, boodschappen en namen in achter gelaten. Cultuurwethouder Touria Meliani was de eerste die haar naam in het werk kraste. In de loop van maanden werd het bankjes steeds voller. ‘Legendary bench’ heeft iemand erin gekrast. Er zijn veel hartjes met namen, opvallend vaak met twee mannen- of twee vrouwen namen, een vraag ‘Waar is mijn goud?’, een lied van Ramses Shaffy en zelfs een huwelijksaanzoek. De boom is zorgvuldig gefotografeerd door onze museumfotograaf, bijna zoals de plek van een misdrijf wordt vastgelegd. De komende tijd gaan we, samen met de kunstenaar, bepalen wat er in de toekomst met het (hout van) het bankje gaat gebeuren.
Bank met fragment lied Ramses Shaffy, foto Annemarie de Wildt