In Den Haag scheen de zon volop op donderdag 7 februari 1901, het was iets boven de nul graden en er waaide een stevige zuidoostenwind. Een mooie, maar wat gure dag voor koningin Wilhelmina en haar verloofde Hendrik van Mecklenburg-Schwerin om in het huwelijk te treden. De stad was uitbundig versierd en alle voorbereidingen waren getroffen voor een smetteloze dag. Zes dagen eerder was per extra trein de Gouden Koets in een speciaal daarvoor gemaakte wagon vervoerd vanuit Amsterdam naar Den Haag. Hierin zou het bruidspaar worden vervoerd. Op maandagmiddag 4 februari om 16.00 uur was de officiële ‘overhandiging’ van de Gouden Koets op Paleis Noordeinde aan koningin Wilhelmina door een delegatie uit Amsterdam. De delegatie bestond uit de voormannen van de Vereniging van het Amsterdamsche Volk ter aanbieding van een Huldeblijk. De delegatie, allemaal mannen, was verzocht om te verschijnen in een zwart rokkostuum met witte das. Er was een korte toespraak door de voorzitter van het erecomité dr. J. Th. de Visser, gevolgd door een dankwoord van koningin Wilhelmina. Pikant detail: de gebroeders Spijker waren niet welkom bij de overhandiging, blijkbaar hadden zij zich bij het bekijken van de Gouden Koets in 1898 niet geheel conform protocol gedragen. Volgens berichten in de kranten de dag erop had Wilhelmina een hartelijk dankwoord gegeven en dat ‘zij zelve zoowel als de hertog herhaaldelijk de koets hebben bezichtigd en telkens meer ingenomen is met het zoo passende en voor de huwelijksplechtigheid zeer bruikbare geschenk’. Bij het afscheid kreeg elke delegatielid een ferme hand van de majesteit. De missie was – na bijna drie jaar - eindelijk geslaagd. De delegatie verliet het paleis, de koninklijke familie ging aan het diner. De dag daarop werd een proefrit met de Gouden Koets gemaakt, zeker omdat er geruchten waren dat de koets te hoog zou zijn. Dat bleek gelukkig niet het geval te zijn en alle poorten konden worden gepasseerd. Overigens werd in 1925 het straatniveau rondom het Buitenhof verhoogd waardoor de koets niet meer door de Stadhouderspoort kon tijdens Prinsjesdag. Vanaf dat moment werd een andere route genomen, maar dit terzijde. Op de dag van het huwelijk was er al vroeg in de ochtend een mensenmassa op de been voor Paleis Noordeinde. Vanaf daar tot aan de Grote Kerk, waar de kerkelijke inzegening zou plaatsvinden, stond een dubbele rij aan soldaten opgesteld. Hierachter stond het publiek in ‘tiendubbele rijen’. De hele route was versierd met meer dan vijftig bogen.
De Gouden Koets vertrekt vanaf Paleis Noordeinde, Gemeentearchief Den Haag.
Na het voltrekken van het burgerlijk huwelijk in de Witte Zaal van het paleis was het tijd om naar de Grote Kerk te vertrekken. Dat gebeurde in grootse stijl. De stoet begon met de cavalerie als ere-escorte gevolgd door niet minder dan negen koetsen met daarin de vorstelijke gasten, waaronder in de laatste koets de ouders van de hertog vergezeld van de Russische grootvorst Vladimir Alexandrovitch, de zoon van Tsaar Alexander II. Als laatste volgde de Gouden Koets getrokken door acht paarden, met de namen Carpice, Cabriool, Edelhart, Ferm, Eldorado, Effendi en ten slotte Ceres en Franco. De besturing van de koets lag in handen van een vader en zoon, koetsier-majoor Gerard en Johannes Koert. De zeer ervaren Gerard was al sinds 1862 in dienst van de Koninklijke Stallen en werd in 1880 bevorderd tot koetsier majoor. Zoon Johannes was postiljon.
Mensenmassa op de been, bij de Vijverberg, Gemeentearchief Den Haag.
Een extatische journalist van Het Nieuws van den Dag schreef: ‘hoe mooi, hoe sprookjesachtig die uniformen en toiletten. En eindelijk stapten ze in, het hooge paar en de koninklijke Moeder, en toen ging ’t door de rijen. O, die Gouden Koets, wat een schittering’. Aangekomen bij de Groote Kerk vond het kerkelijk huwelijk plaats. Dame du palais Thora van Loon-Egidius beschreef in haar dagboek de huwelijksceremonie. Zij schreef over Wilhelmina en haar kleding het volgende: …ik was te veel bezig met onze lieve Hooge Bruid. Zij zag er eerst niet goed uit, zij was te rood en met beschreide ogen, doch later trok zij bij, en zag toen zoo gelukkig en vol vertrouwen op tot Haren gemaal die er ernstig en beslist en zoo goed uitzag. Het bruidskleed van de Koningin was geheel van zilverstof, wel rijk maar geloof ik toch dat zwaar satijn meer effect zou hebben gemaakt vooral de broderie die zooveel werk en tijd gekost heeft kwam niet genoeg uit, of liever helemaal niet, op dat zilver, daar de broderie ook in zilver en paarlen was. Ook had ik mooier gevonden indien de Koningin een kanten sluier had gehad of anders de tulle meer langs haar gezicht en de tulle veel fijner en soupler. Het groote diadeem met oranjebloesem versierd maakte het hoofd ook te zwaar. Toch vond ik later, aan het huwelijksdejeuner dat onze Koningin een doddige en echte Bruid was. [de bruidsjurk van Wilhelmina is te bewonderen in de tentoonstelling]
Nicaud, Trouwjapon Koningin Wilhelmina, 1901, Koninklijke Verzamelingen.
Bij het jawoord was het doodstil in de kerk. Beide spraken ‘met vaste stemmen Hun “ja” uit. Het “ja” van de Prins klonk luid door de kerk. Zichtbaar waren de Koningin-Moeder en de Moeder van de Hertog aangedaan’. Na afloop van deze ceremonie voltrok zich eenzelfde koetsenstoet maar dan richting het paleis. De maiden voyage van de Gouden Koets was zonder ongelukken verlopen. Ter herinnering aan deze dag kregen alle begeleiders van de Gouden Koets een draagmedaille uitgereikt. Vanaf deze huwelijksdag zou de Gouden Koets, als belangrijkste koninklijke rijtuig, regelmatig worden ingezet bij inhuldigingen, begrafenissen, doopplechtigheden en natuurlijk bij de opening van het parlementaire jaar, Prinsjesdag.